Ze stapte binnen met een blik die riep: “Ik ga hier rijkelijk scoren!” Haar eerste vraag?
“Kosten alle boeken hier 3 euro?”
“Ja,” zei ik, “behalve die met een andere prijs.”
Ze keek me aan, lichtjes in slow motion: “Hoe bedoel je?”
Dus ik legde het vriendelijker uit:
“De boeken met een groene bol kosten 3 euro. Maar er zijn ook gele bollen voor 30% korting, rode voor 50% en witte voor 70%. Die koopjes vind je alleen op de onderste twee planken. De rest van de boeken heeft een vaste prijs. Want ja, ook boekenwinkels moeten de huur betalen.”
Haar blik gleed van een groene bol naar een glanzend nieuw boek zonder sticker.
“Dus… niet alles is 3 euro?”
“Klopt,” zei ik, terwijl ik mezelf inhield om geen college economie te beginnen.
“Maar de boeken met de groene bol zijn al een koopje. En de andere prijzen zijn ook meer dan redelijk. Alleen ik ben hier onbetaalbaar, weet je.”